Reviews
Onvolledig Alfabet (Poëziecentrum Gent, 2025)
​
Ellen Deckwitz in de podcast Poëzie Vandaag NPO Luister:
​
...er is een wereld onder deze wereld. eentje die niet meer logisch is maar magisch. die zich opent voorbij het zogenaamde prikkeldraad van alledag waar een logische blik niet meer volstaat.
​
Taal als toevluchtsoord, Hettie Marzak op Meander Magazine:
Deze prachtige, verstilde bundel van David roept een gevoel op van weemoed, van nostalgie, van een onbestemd verlangen. Naar het verleden, naar de natuur, naar alles wat eens geweest is. Liefde voor haar grootmoeder, heimwee naar een taal die verloren is gegaan, respect voor alles wat leeft in de natuur, dat zijn de ingrediënten die associatief haar poëzie vormen. En al hebben we niet allemaal een grootmoeder uit Samland, toch zijn de gedichten herkenbaar voor iedereen, omdat we allemaal eenzelfde wereld verloren hebben: die van onze jeugd.
​
Erwten Lezen - Onvolledig Alfabet, Lisa Rooijakkers, Poëziekrant 2025-4
​
Zoals de opmaak past bij alle thematische vluchtigheid/sterfelijkheid (aangevuld met sobere, inkt blauwe tekeningen van Guido van Driel: veertjes, een dode wesp, dennenappel etc.), zo vluchtig is David ook in haar sierlijke beeldspraak, taalspel en ritme. Een stem verbeeldt ze als een hagedis: ‘Schiet weg in schubben. Wind steekt op. Glipt vlug / in een spleet tussen stenen. Voelt aan als stof.’ Het altijd naderende verdwijnen verstopt de dichter in kleine donkere details zoals ‘bloed’ in ‘kersenbloed’ of ‘rouw’ in ‘rouwmuggen’. Soms is Davids schrijfstijl zoals je die bij natuurpoëzie verwacht: lichtelijk lyrisch, beschrijvend en niet bijzonder verrassend (‘een beekje, het stroomt luid, eerst kletterend en / schuimt tussen hoog oprijzen de bomen blauwachtige dennen’). Maar meestal is haar schriftuur, mede door de intieme details en het nadrukkelijke taalonderzoek, zeer eigen. Deze compacte bundel smaakt dan ook naar meer, terwijl van meet af aan helder was dat de dichter nu eenmaal met incompleet materiaal werkt. Snippers van mens, tuin, taal. Gelukkig kan haar onvolledig alfabet zich bloesemgewijs verspreiden naar lezers die in de kleine vlokken heel even de volheid van het leven lezen. Een taal in een letter, een tuin in een erwt.
​​
​
Schokbos (Uitgeverij Oevers, 2020)
​
Juryrapport GROTE POËZIEPRIJS 2021:
Door Schokbos loopt een heldere rode draad, en in de bundel wordt een nijpende thematiek behandelt. Op verschillende plekken wordt een fascinerend spel gespeeld met romantische topoi. De bundel is ook conceptueel interessant door de interactie tussen beeld en taal; en die twee elementen sluiten goed op elkaar aan. De taal is toegankelijk en er wordt een mooi spel met woorden gespeeld.
INGE BAK, Meander Magazine, 29 mei 2020
​
Wanneer je het woord ‘vuurwantsengewemel’ hardop uitspreekt kun je de muzikaliteit daarvan niet missen. De alliteratie, staccato accenten en klank van de klinkers zouden beweging kunnen uitlokken. En zo kom je in de bundel veel ‘zingende woorden’ tegen: ‘onrustogen’, ‘wortelarmgebaren’, ‘brandnetelnesten’, ‘ontsproten pollen parelgras’ en ‘loopgravenleegte’ om er een paar te noemen. Ik vermoed dat de dansachtergrond van de dichteres een sterke basis is voor het toepassen van klank, ritme en vorm in haar poëzie.
JOHAN HERRENBERG, auteur, columnist, redacteur, schrijver van Nederhalfrond :
​
Schokbos is geen 'bundel' in de zin van een collectie van heterogene gedichten, bijeengebracht in een zekere volgorde. Het is eerder een geheel van aspecten, geboren uit één kiem. De poëzie is precies en stil in haar geduldig beschrijven. Technisch is het meesterlijk. De afwisseling van korte stompjes van frasen met doorwrochte volzinnen spiegelt een bos. Het grote empathische vermogen dat de dichteres in staat stelt in bomen, bloemen, dieren, vogels, planten en, ja, mensen door te dringen, liefdevol en precies. De seizoenen die Schokbos structureren, met een 'voorjaarsdag', 'zomer' en dan herfst en winter aan het eind. Ook dag, schemer en nacht zijn subtiel er doorheen geweven. En tenslotte: de opvallend-onopvallende manier waarop de waarnemer van dit alles zichzelf onthult, met als ontroerend hoogtepunt de epiloog. Dit zo gave geheel verdient een poëzieprijs.
​
JEROEN DERA in DE STANDAARD:
​
David publiceerde recent de interessante bundel Schokbos (2020), waarin ze explosieve stof trotyl ‘in de dorst van de sloot’ laat sijpelen – ‘nog niet giftig’ maar de schoonheid van het landschap serieus bedreigend.
​
De thematische focus op ecologie en klimaat is niet het enige wat David, De Feyter en Stehouwer verbindt. Voor alle drie heeft poëzie ook een duidelijke conceptuele kant. Bij Bindweefsel zit hem dat in de bijzondere materiaalkeuze; in Schokbos gaan Davids gedichten verbanden aan met onheilspellende tekeningen van Guido van Driel, en De Feyter vermengt in Massastrandingen poëzie en proza op pagina’s die een slim spel spelen met de typografie en de bladspiegel. In die zin trekken deze drie dichters inderdaad ‘de verbeelding open’: ze schrijven niet zomaar gedichten, maar realiseren zich dat de klimaatcrisis vraagt om poëzie die zich vertakt en haar lezers mee de wortelgangen in sleurt, zonder comfortabele houvast. Goede klimaatgedichten slaan alarm zonder dat we onze schouders ophalen. Ze schudden ons door elkaar en boren zich in onze herinnering, zodat ze ons overvallen als we de airconditioning van een winkelcentrum in onze nek voelen hijgen.
​
WOUTER PLEIJSIER, NPO Radio 4, Podium op Zaterdag, 31 oktober 2020:
​Schokbos leest als een euforische ode aan de kracht van de natuur.
​
​TSEAD BRUINJA, Dichter des Vaderlands in literair tijdschrift AWATER, januari, 2021:
​Annelie David, Schokbos (Uitgeverij Oevers). David schreef een conceptbundel over een verlaten bos op een munitieterrein in Zaandam. Stalen deuren bevelen reizigers ‘onbehuisd / het uitbeveiligde onthevene gegruizelde raamloze binnen te gaan’. Zo’n stapeling van klanken creëert echt nieuwe taalmuziek.


MACHANDEL (Uitgeverij Marmer, 2013)
​
…muzikaal tegen de klippen op zou je kunnen zeggen. Daar spreekt de wil uit om, ondanks opgelopen beschadigingen, op een fantasievolle en zelfbepaalde manier te leven. Hierdoor gaat er van Machandel een bijzondere en inspirerende kracht uit. (Passionate Magazine)
pakkende poëzie … niks straatrumoer unzeitgemäss klinkt zij, eigenlijk losgezongen van een herkenbare historische context … de onrust van de ik komt niet voort uit een gevoel van misplaatstheid. Haar zwerftocht is geen luxetrip of weg naar zelfverwerkelijking maar een kwestie van overleven … (Poëziekrant)
woordspel, inventiviteit, zeggingskracht …emotioneel elan, en volledige beheersing … hier is een dichteres aan het woord die er niet op uit is te laten zien wat zij in haar mars heeft, maar die wel bijzonder zelfbewust is … poëzie waarin vorm en inhoud in evenwicht zijn … (Meander Magazine)
HET ALFABET VERANDERT VAN TAAL EN ANDERE GEDICHTEN (Poëziecentrum Gent, 2023)
​
Grenspost en voorland voor wie en van wat? Al dit onbepaalde geeft deze gedichten die onnavolgbare toon waarin ontheemding, droom, verlangen, lichtheid en luciditeit de boventoon voeren. ‘We drinken misschien jus d’orange. En zijn niet verdrietig’ drukt concreet, helder en achteloos de betrokken maar onthechte geesteshouding en levensstijl uit van een dichter die tussen verschillende culturen en talen laveert om zich te kunnen verhouden tot de wereld. (Peter van Lier, dichter en essayist, De Reactor https://www.dereactor.org/teksten/een-plek-tussen)
​
Wat hier volgens mij beschreven wordt, is de geboorte van een dichterschap. De taal, die tot dan toe uitsluitend als gereedschap werd gebruikt, om dagelijkse mededelingen te doen, transformeert zich in poëzie: een wezenlijk andere taal. Een taal voor het vloeien van de dingen, de ruimte en de taal zelf. Een taal die zelf het hart vormt van hetgeen ze beschrijft. Een taal voor het ‘zijn’, het in een ruimte zijn, een taal voor de waarneming daarvan en voor wat dat betekent. Uiterst precieze, vloeiende – en ja, weergaloze taal.
​
Toepasselijk heet deze bundel vertalingen Het alfabet verandert van taal en andere gedichten. Dat is hier immers, door de (overigens voortreffelijke) vertalingen van David, letterlijk het geval. Dezelfde letters van het alfabet zorgen in deze bundel voor gedichten in het Nederlands, in plaats van in het Duits. (Edwin Fagel, dichter en criticus, Poëziekrant,
​
​Showghi’s gedichten doen me denken aan tropismen, die tussenmomenten waarin de mens naar iets zoekt, naar iets tast, en die Nathalie Sarraute zo mooi heeft beschreven. Bij haar zijn die zoekende mensen anoniem maar Showghi neemt voortdurend zichzelf als onderwerp, wat het behalve fijnzinnig subtiel ook persoonlijk maakt: een man die onthecht zijn eigen bewegingen peinzend onder ogen komt. Heel in de verte doen Showghi’s gedichten me denken aan die van Hans Faverey, die zijn gedichten ook wel als onthechtingsoefeningen beschouwde. Showghi zoekt taal voor nauwelijks waarneembare ervaringen, met als resultaat minimalistische gedichten over tijd en ruimte. Ik werd er rustig en sereen van. (Rob Schouten, dichter, criticus en columnist, Awater,
https://www.poezieclub.nl/recensies/587-het-alfabet-verandert-van-taal-en-andere-gedichten.html)
​
​
​
​


